Mindbleep # 37 Een-zaam


Eén

Ego kan zich in de regel goed vinden in de uitspraak: “we zijn allemaal een.” Voelt goed, warm, verbonden, niet zo alleen. Heel anders reageert ego op de Waarheid die zegt: “Er is alleen maar Een.” Voel de mentale crash die dat veroorzaakt, gevolgd door het kleine stemmetje van ego dat zich laat horen met de vraag: “en ik dan?”

 

Er is alleen maar Eén. Niet twee, A-dvaita. Eén non-duale Waarheid, Eén Gewaarzijn waarin alle vormen ontstaan, inclusief jouw vorm, mijn vorm. Of, zoals Lao Tzu schreef:

‘Uit het onnoembare ontsprongen Hemel en Aarde;

Het benoembare is slechts de moeder die de tienduizend schepselen grootbrengt,

elk overeenkomstig hun aard.’

 

Herinnering

Wat maakt het toch zo moeilijk om die letterlijk ‘eenvoudige’ waarheid tot een levende ervaring te maken? De Boeddha wist wel raad met die vraag. Hij had daar jarenlang zelf op gemediteerd op zoek naar de oorzaak van menselijk lijden. Hij ontdekte dat die niet gezocht moet worden in uiterlijke omstandigheden maar in het verlies van herinnering aan wie wij werkelijk zijn. Doordat we geboren zijn, geïncarneerd in dit lichaam, schijnbaar gemaakt van materie, vergeten we onze afkomst: ‘het onnoembare waaruit Hemel en Aarde ontsprongen’. Wij zijn DAT maar denken ons klein, identificeren ons met dit lichaam dat gelokaliseerd is in tijd en plaats. En dat niet alleen; het is een lichaam dat kwetsbaar is, volkomen afhankelijk van de omgeving om te kunnen overleven en met een beperkte houdbaarheidsdatum. Wie zou zich niet de stuipen op het lijf schrikken bij zo’n identificatie?

 

Duaal

En inderdaad; in een vroeg stadium van ons leven – volgens de ontwikkelingspsychologie zo rond onze zesde levensmaand – dringt de rudimentaire, pre-verbale maar desalniettemin traumatische ervaring zich op dat wij geen eenheid zijn (met mamma) maar begrensd en afgescheiden daarvan. Het resultaat daarvan zijn gevoelens van eenzaamheid, van verlies van heelheid en de overtuiging dat er iets aan ons ontbreekt zonder te (kunnen) weten wat dat is. Gevoelens die zich vertalen in een energetische-, en vanaf dat moment chronische verkramping van ons energielichaam en van de wijze waarop wij onszelf, de wereld en de relatie daartussen ervaren. Hier ligt de basis voor het duale wereldbeeld waaraan wij lijden. Nu wordt leven, overleven, een nimmer eindigende strijd om het bestaan die de vorm aanneemt van najagen wat dat voortbestaan lijkt te ondersteunen en te vermijden of te bestrijden wat dat bedreigt.

Het is deze beweging van najagen en bestrijden die de Boeddha - na verlies van herinnering - als de grote oorzaken van menselijk lijden zag. Hij noemde ze begeerte en afkeer of angst en agressie. Samen met 'verlies van herinnering' zijn het drie zichzelf versterkende aanjagers van mentale activiteit die we steevast terugzien in boeddhistische afbeeldingen van het wiel van leven en dood. Daarop staan zij symbolisch weergegeven als het varken van onwetendheid, de haan van begeerte en de slang van agressie.

Buiten

Diezelfde dynamiek tussen begeerte en afkeer is ook actief bij onze pogingen om verlost te raken van die knagende gevoelens van gemis, onvoldaanheid of eenzaamheid. Voor de oplossing daarvan kijken we steevast verkeerde kant op; naar buiten. Lange tijd houden we vast aan het idee dat daar, in de wereld, ergens de voorwaarden te vinden zijn om ons weer heel te kunnen voelen, verbonden en Eén. Een idee dat ook de kop opsteekt op het spirituele pad als we hopen dat déze leraar, dít boek, of dát geloof de vervulling zal brengen waar wij zo diep naar verlangen. Want vergis je niet, het verlangen is echt, evenals het lijden aan ons gevoel van afgescheidenheid. Zoals Rumi schreef: 

‘Van God gescheiden zijn Is het zwaarste werk op aarde.’

 

Lijden heeft een functie. Het zet ons vroeg of laat aan om te zoeken naar de beëindiging daarvan. Als wij – na de nodige desillusies – ontdekken dat vervulling inderdaad niet in de buitenwereld te vinden is, verliest de wurggreep van de pendelbeweging tussen begeerte en afkeer zijn grip. We nemen de wijze raad van Lao Tzu ter harte die vervolgt met:

 

‘Waarlijk, alleen hij(/zij) die zich voorgoed van de begeerte ontdoet

kan de geheime essentie zien.

Wie zich nooit van de begeerte heeft ontdaan, ziet slechts het resultaat.’

 

 

Een-zaam

Als we een helder onderscheid kunnen maken tussen een lichaam hebben maar dat niet zijn, tussen gedachten en gevoelens hebben maar die evenmin zijn, verliest de vereenzelviging daarmee zijn greep. Ons identificatiepunt verschuift van de veelheid van de ‘tienduizend dingen’ die wij dachten te zijn naar de Ene, omvattende, stille ‘achtergrond’ van non-duaal Gewaarzijn waaruit die oprijzen en weer in verdwijnen.

 

De paradox is dat de oplossing van onze diepgevoelde eenzaamheid, onvoldaanheid en afgescheidenheid nu juist schuilt in de terugkeer bij de absolute Een-zaamheid van dit non-duale Gewaarzijn, waar geen tweede is omdat ht alles is en alles omvat. Als wij durven te rusten in dat Gewaarzijn, realiseren wij ons direct dat wij nimmer iets anders waren dan de Heelheid van het Een-voudige Zijn. Wij zijn die ‘Grond’, de bron waar alles uit voortkomt en een uitdrukking van is. Jij bent DAT, ik ben DAT. Het is dit onverwoestbare, tijdloze Zijn, zonder tweede, dat je bent. Niets is daarvan uitgezonderd of buitengesloten. Dat zijt Gij!  

 

In liefde,

Alexander